Edward Vanhoutteedward.vanhoutte@kantl.be |
© 2000 Edward Vanhoutte Download Zorgen voor Later [PDF] (748kB) |
Inhoud
|
Executive Summary1. Dit rapport onderstreept het belang van de wetenschappelijke bestudering van literaire en muzikale archieven en schetst een stand van zaken d.m.v een analytische studie van archieven, bibliotheken en bewaarplaatsen van literaire en muzikale archivalia, en een studie van de huidige inventarisatie, bestudering en valorisatie van het literaire en muzikale erfgoed. Het rapport doet enkele aanbevelingen en formuleert adviezen voor het opzetten en uitbouwen van een gecoördineerd en wetenschappelijk verantwoord archiefbeleid m.b.t. het culturele erfgoed. 2. De stand van zaken met betrekking tot een onbestaande gecoördineerde ontsluiting van het literaire en muzikale erfgoed in Vlaanderen die in dit rapport geschetst wordt, is een rechtstreeks gevolg van de onwil van het FWO om de wetenschappelijke status van het bronnen- en archiefonderzoek te erkennen. Het inventariseren en ontsluiten van archiefbescheiden is een gespecialiseerde wetenschappelijke activiteit die ook als dusdanig moet erkend worden door de betrokken subsidiërende, faciliterende en coördinerende instanties. Het FWO moet naar analogie met haar zusterinstellingen in de rest van Europa (CNRS, NWO, etc...) hierin haar verantwoordelijkheid ten volle opnemen. Anders dan in Nederland (waar het NWO tussenkomt in de financiering van de cultureel wetenschappelijke projecten van het Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis (CHI) m.b.t. de ontsluiting van het culturele erfgoed en de publicatie van de resultaten), en in Frankrijk (waar het Institut des Textes et Manuscrits Modernes (ITEM) werd opgericht als onderdeel van het Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS) en volledig door het CNRS wordt gefinancierd), blokkeert het FWO in Vlaanderen als federale instelling nog altijd de ontsluiting van het Vlaamse literaire en muzikale erfgoed. Niet alleen stuit deze politiek op heel wat onbegrip in Vlaanderen zelf, ook internationaal neemt het FWO hiermee een hoogst opmerkelijk en geïsoleerd standpunt in. Wat in Europa (Nederland, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, Italië, Scandinavië) en daarbuiten (Verenigde Staten) een gevestigde wetenschappelijke discipline is met eigen theorievorming, tijdschriften, scholen, leerstoelen, opleidingen, afstudeerrichtingen, instituten, wetenschappelijke colloquia etc... blijkt in Vlaanderen volgens het Fonds voor Wetenschappelijk onderzoek voorwetenschappelijk te zijn en dus niet in aanmerking te komen voor honorering in de vorm van projectfinanciering. Als de tekstinterpretatie (een discipline die wel door het FWO erkend wordt) een wetenschappelijke discipline is, is de teksteditie dat ipso facto ook, en derhalve de wetenschap die zich theoretisch en praktisch met teksteditie inlaat: de editiewetenschap. Ontsluiting van archieven is dan weer belangrijk voor de teksteditie, omdat in die archieven de manuscripten, typoscripten etc... te vinden is, m.a.w. het basismateriaal aan varianten, belangrijk voor de tekstevolutie en -interpretatie. Ontsluiting van briefwisseling (in die archieven) is belangrijk omdat brieven een licht kunnen werpen op ontstaan en ontwikkeling van het werk van de auteur, op de biografie van de auteur, op invloeden, nawerking, oordeel van auteur over eigen werk, etc... Inventarisatiewerk vergt kennis van o.a. paleografie, analytische en enumeratieve bibliografie, heuristiek, geschiedenis, musicologie, muziek- en literatuurgeschiedenis, toponymie, etc... Het inventariseren van literaire archieven is een wetenschappelijk bedrijf waarbij de archivaris een methodologie ontwikkelt om met de interdisciplinaire facetten van het werk om te gaan. Die methodologie en interdisciplinariteit kunnen alleen verworven worden via een wetenschappelijke opleiding aan een universiteit, waar de eerder vermelde disciplines aangeboden worden in de departementen musicologie en letteren en wijsbegeerte. Inventarisatiewerk kan dus alleen maar gebeuren door degelijk opgeleide wetenschappers die in een wetenschappelijke, gesubsidieerde en gestructureerde context fundamenteel onderzoek verrichten dat leidt tot een betere kennis, studie, valorisatie en preservatie van het roerend literaire, muzikale en culturele erfgoed. 3. Het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie en het Muziekcentrum van de Vlaamse Gemeenschap moeten de logische partners worden voor de overheid, Het Vlaams Fonds voor de Letteren, de archiefinstellingen, het FWO, de academische wereld, de uitgeverswereld en het onderwijs. Op nationaal en internationaal vlak kunnen ze een sleutelrol spelen in de organisatie van een gecoördineerd en wetenschappelijk verantwoord archiefbeleid dat beantwoordt aan zowel de noden van het veld als van het te bewaren materiaal, zonder daarbij voorbij te gaan aan de integratie van en de interactie met maatschappelijke componenten. Om dit te realiseren moet een recurrent en gradueel uitbreidbare post ingeschreven worden op de begroting. De departementen cultuur, wetenschapsbeleid en onderwijs moeten betrokken worden bij de financiering van voornoemde centra. 4. Als eerste prioriteit moet er dringend werk gemaakt worden van een inventaris van handschriften en brieven van Vlaamse auteurs en componisten in Belgische archieven, bibliotheken en bewaarplaatsen. Daarvoor moeten initieel 4 wetenschappelijke medewerkers voor een periode van 2 jaar voltijds aangesteld worden. In het inventarisatieproject moet maximale aansluiting gezocht worden met het Europese Malvine-project (Manuscripts and Letters Via Integrated Networks in Europe), en moet voldoende aandacht geschonken worden aan de elektronische realiteit van de wetenschap. De Gemengde Commissie Teksteditie en Bronnenstudie van de KANTL (GCTB: zie bijlage 2 voor de samenstelling) met vertegenwoordigers uit de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, de interuniversitaire werkgroep Genese, het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, het Vlaams Fonds voor de Letteren, het Muziekcentrum van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse uitgevers, kan het inventarisatieproject inhoudelijk en formeel coördineren. Hiervoor moeten de nodige fondsen gereserveerd worden op de begrotingen van de departementen cultuur, wetenschapsbeleid en onderwijs. Alleen op basis van een inventaris van het literaire en muzikale erfgoed in Vlaanderen kan er werk gemaakt worden van een degelijk archiefbeleid en een wetenschappelijke en gecoördineerde bestudering en valorisatie van de collecties. 5. Er moet een structurele oplossing komen voor het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (AMVC) dat als centraal depot van literaire en muzikale collecties, systematischculturele geheugen is van onze samenleving. Het is meer dan wenselijk dat de instelling overgeheveld wordt van het stedelijke (Antwerpen) naar het Vlaamse en dat er een structuur komt waarbij een Raad van Beheer waakt over de realisatie van het beleidsplan. 6. Er moet aandacht besteed worden aan de situatie van de conservatoriumbibliotheken van Antwerpen, Brussel en Gent. Het feit dat deze bibliotheken formeel als schoolbibliotheek behandeld worden is nefast. Er moet een overlegplatform komen met de betrokken instellingen en er moet nagegaan worden of de groepering in een afdeling van IAML-Vlaanderen een financiële steun kan krijgen vanwege de overheid. 7. Er moeten afspraken komen en er moet een beleid uitgetekend worden rond de subsidiering van zogenaamde Vlaamse Klassieken. Alleen uitgaven die een wetenschappelijk geediteerde leestekst presenteren (geen herspelling) met een verantwoording van de tekstkeuze en de ingrepen en een contextualiserend of verklarend nawoord mogen in aanmerking komen voor productiesubsidies of enige andere vorm van subsidiëring vanwege de overheid. Daartoe moet in overleg met de betrokken partners een standaardformulier ontwikkeld worden waarmee de uitgever een grondige toelichting kan geven over het project waarvoor steun aangevraagd wordt. Dat formulier zal door de betrokken beoordelingscommissie van het Fonds als instrument gebruikt worden bij hun opdracht te waken over de integrale kwaliteit van het publicatiebeleid m.b.t. Vlaamse Klassiekers. Het spreekt voor zich dat de formele wetenschappelijkheid zich ten dienste moet stellen van de leesbaarheid. Oudere teksten overleven alleen als ze goed worden beheerd. Dat betekent ook: als men ze met de nodige zorg uitgeeft. De drie partners in het uittekenen van een dergelijk beleid zijn Het Vlaams Fonds voor de Letteren, het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie en de Vlaamse uitgevers. |